Onderhoudsuitkeringen: teveel betalen is ook niet goed
Onderhoudsuitkeringen aan de ex-echtgenoot of aan kinderen zijn aftrekbaar. Maar dan moeten er wel enkele voorwaarden nageleefd worden. Maar zelfs als alle voorwaarden nageleefd zijn, mag de onderhoudsplichtige toch niet zomaar alle sommen in aftrek brengen.
Onderhoudsgeld
Onderhoudsuitkeringen zijn fiscaal voor 80 % aftrekbaar, mits 4 voorwaarden worden nageleefd.
Die voorwaarden zijn:
- de betalingen kaderen in uitvoering van de verplichtingen die zijn voorgeschreven in het Burgerlijk of Gerechtelijk Wetboek (of in een gelijkaardige buitenlandse wet);
- de betalingen gebeuren regelmatig;
- de onderhoudsgerechtigde maakt geen deel uit van het gezin van de onderhoudsplichtige; en
- de betalingen door worden aangetoond met bewijsstukken.
In principe is er geen vonnis van de rechter of geen geschreven document nodig, hoewel dat in de praktijk natuurlijk wel aangewezen is aangezien de belastingplichtige moet kunnen aantonen dat hij een onderhoudsplicht heeft en hij die nakomt door de afgesproken onderhoudsuitkeringen te betalen.
Het leven wordt duurder
Het is ook niet ongebruikelijk dat, naarmate de tijd vordert en de kinderen ouder worden, de onderhoudsplichtige meer geld zal storten. Het lijkt logisch om de uitkeringen mee te laten evolueren met de levensduurte of om aanpassingen te doen op het ogenblik dat het kind verder ontwikkelt (zoon- of dochterlief gaat zich bv. inschrijven aan de universiteit).
In een recente casus betaalde een belastingplichtige onderhoudsgelden aan zijn ex-vrouw en aan zijn twee minderjarige kinderen. De concrete afspraken waren vastgelegd in het echtscheidingsvonnis. De man boert goed en na enkele jaren heeft hij de mogelijkheid om aan de kinderen, bovenop de afgesproken sommen, nog bijkomende bedragen te storten voor kosten zoals schoolopleiding en ontspanning (paardensport). De belastingplichtige brengt 80% van de totaal betaalde som in zijn aangifte in.
Omdat dit meer was dan wat voorzien was in het echtscheidingsvonnis verwerpt de controleur de aftrek van het overschrijdende gedeelte.
Wettelijke verplichting
De zaak komt voor het Hof van Beroep van Antwerpen, dat onderzoekt of de wettelijke aftrekvoorwaarden vervuld zijn. En regel één daarbij is dat de onderhoudsuitkeringen betaald zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting. Het is de belastingplichtige die dat moet bewijzen.
Aan de ene kant hebben we artikel 203, §1 van het oud Burgerlijk Wetboek, dat handelt over de materiële onderhoudsplicht (voeding, huisvesting, verzorging, medische verzorging, …), maar ook over de morele onderhoudsplicht (het verschaffen van opvoeding en opleiding aan het kind, toezicht, …).
Aan de andere kant is er artikel 203bis, §3 van datzelfde wetboek, dat een onderscheid maakt tussen de gewone kosten en de buitengewone kosten. De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind. De buitengewone kosten zijn de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijks onderhoud van het kind overschrijden.
De materiële onderhoudsplicht van artikel 203, §1 van het Burgerlijk Wetboek gaat volgens het Hof verder dan het verschaffen van het levensnoodzakelijke. Het Hof meent dat de ouders het kind moeten onderhouden in verhouding tot hun eigen financiële positie. Een kind van rijkere ouders kan met andere woorden wel wat meer verwachten van zijn ouders dan een kind uit een minder begoed gezin.
Maar het hof meent ook dat daar grenzen aan zijn. Het moet nog steeds gaan om kosten met betrekking tot ‘huisvesting, levensonderhoud, opvoeding en opleiding’. Andere kosten vallen niet onder de onderhoudsplicht van de ouders en moeten beschouwd worden als vrijgevigheden.
In de echtscheidingsakte waren de ouders overeengekomen wat beschouwd moest worden als gewone kosten en wat als buitengewone kosten, en hoe deze tussen de ex-echtgenoten zouden worden omgedeeld. Volgens die akte zouden de gewone kosten ten laste zijn van de ouder bij wie de kinderen gedurende die periode verbleven. De akte omschrijft de gewone kosten als de uitgaven inzake huisvesting, levensonderhoud, toezicht, opvoeding, ontspanning en vrijetijdsbesteding, sportbeoefening en opleiding. Het aandeel van de belastingplichtige in die kosten kan als aftrekbaar alimentatiegeld aanvaard worden.
De uitgaven met betrekking tot de uitoefening van de hobby’s van beide kinderen, zijn volgens het Hof al vervat zijn in de ‘gewone’ kosten. Het hof verwerpt de aftrek van de bijkomende alimentatiegelden omdat het meent dat de vergoeding van de ‘gewone kosten’ zich niet uitstrekt tot 'verzuchtingen van louter luxueuze aard'.
Hobby is luxe ?
Dit is een erg streng arrest, want er is heel wat andere rechtspraak die dergelijke bijkomende betalingen voor de hobby’s van de kinderen wél toelaat. Wellicht speelt het feit mee dat gehuwde of samenwonende ouders die de dure hobby van hun kinderen bekostigen, daar geen fiscale tegemoetkoming voor krijgen. Zou je de aftrek van dergelijke dure hobby’s toelaten als aftrekbare onderhoudsgelden, dan zouden gescheiden ouders op het einde van de rekening er beter aan toe zijn dan ouders die gehuwd blijven.